Jaap Huisman is journalist/publicist met als specialisme architectuur, ruimtelijke ordening en design. Hij heeft 30 boeken op zijn naam staan en schrijft momenteel in Het Parool.

De kraamkamer van circulair bouwen is Oostenburg

De laatste van de drie oostelijke eilanden, Oostenburg, nadert in een hoog tempo zijn apotheose. Wat blijkt na een stroeve aanloop met matige architectuur wordt er dan toch een verrassende en zeer duurzame woonwijk uit de grond gestampt.

Als Oostenburg aan het eind van 2024 klaar is, is het vermoedelijk een van de meest gevarieerde en verrassende nieuwbouwwijken van Amsterdam. Dat was op voorhand niet te verwachten met het overheersende, kolossale INIT-gebouw, een dode parkeergarage en het saaie Inntel-hotel. Maar met de Van Gendthallen en de Werkspoorhal bezit Oostenburg in ieder geval twee attracties, nog afgezien van het etablissement Roest dat er misschien iets te gelikt bij staat na de renovatie. Roest was nou juist in zijn rafelige conditie lekker anarchistisch, de vreemde eend in de bijt die een nieuwbouwwijk nodig heeft.

 Oostenburg is het project van het stedenbouwkundig bureau van Urhahn en verschillende architecten zoals Ronald Janssen, Paul de Ruiter, Bastiaan Jongerius en John Bosch. Dit team timmert de laatste jaren stevig aan de weg in Amsterdam en wint prijs na prijs voor hun opvallende woningcomplexen. In de opzet van Oostenburg zijn Urhahn en de architecten uitgegaan van het militair industriële verleden van Oostenburg. Dit was immers de uitvalsbasis voor het handelsverkeer met Nederlands Indië: het centrum van de specerijenhandel en – opslag.  Dat de voornaamste kade de naam VOC-kade heeft gekregen is veelzeggend maar in het licht van de recente koloniale geschiedschrijving discutabel. Dat wordt gedeeltelijk gecompenseerd door de Soerapatistraat. Soerapati, geboren op Bali, overleden op Oost-Java was een vrijheidsstrijder die  in de 17e eeuw opnam tegen de VOC en daarmee een wegbereider van de Indonesische onafhankelijkheid. Een stukje gerechtigheid dus.

 Toevallig is dit straatje ook een van de charmantste van Oostenburg omdat het toegang geeft tot een schilderachtige binnenhof. Flux Landschapsarchitecten heeft dit ingericht met veel en hoog opschietende groen en verder met gebroken stelconplaten en basalt op de grond. Daartussen blinkt een wadi, een beekje dat zich vult met regenwater. De kriskras gelegde schotsen laten ruimte voor spontaan opschietend groen. Rollatorgebruikers en rolstoelen zullen moeite hebben zich in deze stedelijke wildernis te verplaatsen: zij moeten achter het hek genoegen nemen met een blik op dit paradijsje.

 Deze en andere binnenhoven zijn de surprise van Oostenburg – het zijn stuk voor stuk oases in een hoog stedelijke wijk waar het leitmotiv voor de architectuur stoer is. Dit zijn geen kinderachtige blokken. Ze willen immers aanhaken bij het verleden. Een verleden dat in het teken stond van scheepsbouw, dieselmotoren en locomotieven en dat op een eiland dat ooit uit het IJ is gewonnen.

 Die stoerheid wordt bereikt met zaagtanddaken, gevels van het roestkleurige cortens staal of gepigmenteerd beton. De Admiraal is zo’n kloek blok. John Bosch gebruikte een groen grijze beton voor een alzijdig gebouw met een strakke pui aan de straatkant en juist veel verspringingen bij de binnenhof. De plint is, zoals tegenwoordig vaker het geval is, dubbel zo hoog met kolommen die aan de bovenzijde omkrullen. Dat geeft de Admiraal ondanks het macho uiterlijk iets elegants.

  Oostenburg moet een showroom van duurzaamheid en circulariteit worden. Zonnepanelen, een grijs-water systeem – het douchewater spoelt in de wadi – alles wordt ingezet om energieverspilling tegen te gaan. Dat is eigenlijk geen bijzonderheid of nouveauté meer, net zoals de ruimtes op de daken waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten. Op een van de daken is een kinderspeelplaats, op een andere een bijentuin met imker  en op weer een andere een kas.

Na de ontwikkeling van Kattenburg en Wittenburg heeft het decennia geduurd om dit oostelijk eiland een nieuwe bestemming te geven. Eerdere bebouwing werd gehinderd door de machinebouw van Wartsila/Stork, door het INITgebouw waarin de gemeentereiniging en de media zitten (maar niet lang meer, de reiniging vertrekt in het najaar) en allemaal kantoren van de NS aan de Oostenburgergracht. Dat dit industriële verleden liefdevol is opgenomen is een pre: nu wordt het een uitdaging om daar een passende bestemming aan te geven.

 In deze tijd van een woning- en bouwcrisis  mag het een wonder heten dat Oostenburg heeft kunnen ontstaan. Het zou zomaar kunnen dat het hierna afgelopen is. Laten we het resultaat daarom maar even vieren.

    

Een volwassen stationsplein in Noord

De stad van de toekomst in de Arabische woestijn